channel1.jpgchannel2.jpg

Home

1843 verval Goudse pijpenfabrieken”

1843 verval Goudse pijpenfabrieken

Enkele oorzaken
1.
Hoog patentrecht dat door pijpenfabrieken betaald moest worden,
dat niet evenredig was aan de verdiensten. Daar het fabrikaat dat
uit hun fabrieken kwam, nog niet voor gebruik gereed was.

Maar een tweede bewerking moest ondergaan, n.l. het bakken
van de pijpen, dit gedeelte was aan patentrecht onderworpen.

2.
Bepaling, dat het aantal in dienst zijnde werklieden tot maatstaf
is van de classificatie van het patentrecht.
Dit was zeer drukkend
voor hun fabriek, omdat de prijs laag was. Vele kinderen waren in
dienst die weinig arbeid konden verrrichten.
Dus deze kinderen
behoorden dus niet met volwassen werklieden gelijkgesteld te worden.


3.
Hun fabrieken waar meer dan 3000 mensen hun brood verdienden
werd met de totale ondergang bedreigd.
Dit kwam door de hoge
invoerrechten in Duitsland en Belgie.
Een andere oorzaak was de
toename van het sigarenroken in Nederland.
Dus minder pijp(rokers).                                                                                                                                     

Bron: Nederlandse Staatscourant 8-3-1843

Jan Prince en Cie Pijpen 1864”

 

Jan Prince en Cie

 

Bij onderhandse Acte, dd. 1 mei 1865, te Gouda getekend,
is tussen de ondergetekenden
Cornelis Jan Christiaan Prince en
Jan Louis Prince, beide Fabrikanten en Kooplieden, wonende te Gouda
aangegaan een Vennootschap onder de Firma van Jan Prince en Cie tot
het fabriceren van Pijpen en Aardewerk en het drijven van Handel voor 10 jaar,
ingaande 1 januari 1864 en telkens stilzwijgend 10 jaar voortdurend bij niet opzeggen.

Bron: Nederlandse Staatscourant 15 mei 1865

Bezoek: Pijpenfabriek v.d. Want 1875”

Jacobus Craandijk wandelde door Gouda
en bezocht Pijpenfabriek v.d. Want
aan de Kuiperstraat (1875)

Van professie wat Jacobus Craandijk predikant. Zijn voornaamste hobby's
waren wandelen en geschiedenis. Omdat hij ook vlot en graag schreef
leverden elk van die aspecten een lijst van publicaties op.

In 1875 verscheen het eerste deel van de boekenserie waardoor
Craandijk het meest bekend zou worden: de acht delen van
Wandelingen door Nederland met pen en potlood.

 

In deel 1 een verslag van de wandeling door Gouda met een
bezoek aan de Pijpenfabriek van v.d. Want in de Kuiperstraat.

 

Engestraat

Wij zijn de stad dwars doorgegaan en gekomen in een enge straat, aan wier
einde de geestige torenspits oprijst, die van het voormalig St. Barbara Klooster
overbleef. Hier is een pijpenfabriek. Verwacht geen paleis der industrie,
reusachtig van omvang, met de rookkolom, die uit den hoogen schoorsteen
omhoog golft, als de banier van den toren der adellijke burgt. 't Is een gewoon
burgerhuis. Veel ruimte eischt deze industrie niet; stoom kan zij niet gebruiken; de
meesten harer werklieden houdt zij in hun eigen huis aan den gang.
Deze fabriek is eene der oudsten in Gouda.

 

Sints in het begin der 17de eeuw het vervaardigen van tabakspijpen hier werd
ingevoerd, behoorde zij aan dezelfde familie, die er nog het bedrijf uitoefent.
Willem Stevens begon hier omstreeks 1630.

 

Bekrompen gangetje
Wij treden de lage deur binnen, een bekrompen gangetje door.
Welwillend is ons toegang verleend; de jongste compagnon der firma van der Want
zelf geleidt ons; de oudste zal ons straks zijn Museum, zijn heiligdom, toonen.
Hier ligt de grondstof: fijne, ligt grijze klei, die vooral uit den omtrek van Maastricht
afkomstig is.
De oude pijpjes, grof van klei, zullen wel gebakken zijn van den voor raad,
dien de omtrek der stad zelve opleverde.

Vierkante blokken

Daar ginds wordt de klei fijngemalen en met water vermengd; in taaije,
vierkante blokken afgedeeld, wordt zij naar boven op de werkkamers gebragt.

Dertig handelingen

Nu komen er tal van handen aan te pas: dertigmaal moet iedere pijp in handen
worden genomen, eer zij wordt afgeleverd. Zie hier het begin der bewerking
Bejaarde mannen rollen de taaije specie in reepen van de vereischte lengte en
geven den ruwen vorm van den kop er aan. Anderen fatsoeneren haar in een koperen,
met hout bekleeden vorm en drukken met een houten stop de opening in den kop,
die tevens, zoo noodig, hier zijn versiering krijgt in half verheven beeldwerk.
Dan wordt de steel doorgeboord met een lang ijzerdraad, en dit is het werk,
dat de meeste oplettendheid en oefening vereischt. Wie 't gewoon zijn, gaan er
verbazend handig meê om.

Wie 't pas leert, boort telkens en telkens weer mis. De pijpen, die wat fantastisch
van vorm moeten zijn, worden vervolgens gebogen, geslingerd, gestrikt, geknoopt.
De klei is geduldig en laat zich bewerken, zooals men wil. De taak. der mannen is
hiermee vooreerst afgeloopen, en de jeugdige pijp komt in handen der vrouwen.

Scherp mesje
De oneffenheden worden met een scherp mesje weggenomen, maar vooral moet nu
op de gewone Goudsche pijp de kop in de goede rigting worden gesteld.
Hij wordt afgesneden en er weer op geplaatst zooals 't behoort, tegelijk krijgt hij
het knopje aan den achterkant, waarop het merk der pijp wordt gestempeld.

Polijsten
Wederom gaat zij naar andere vrouwen, die haar polijsten, anderen, die haar met
een vloeistof bestrijken, waardoor het glazuur er opkomt, anderen, die haar,
met vele lotgenooten, met den kop naar beneden in holle steenen kegels plaatsen
en de ruimte aanvullen met pijpenstof.

Oven
Zoo gaan de pijpen naar den oven: daar worden zij gebakken, later stuk voor stuk
nagezien, gesorteerd, ingepakt, verzonden. Zoo is er vrij wat handenarbeid toe
noodig, eer de pijp gereed is. De betaling gaat per stuk.
Lonen
De mannen verdienen in de week van ƒ 3,50 tot ƒ 7, - , de vrouwen van ƒ 2, - tot ƒ 3, - ,
de kinderen van ƒ 1, - tot ƒ 1,50. Wij moeten nu ook de bakkerij zien, maar vooraf
nemen wij kennis van de verzameling, die de eigenaar heeft aangelegd, waarin,
behalve exemplaren van alle soorten, die hij vervaardigt, ook enkele der alleroudste
producten der fabriek worden bewaard. Zoo als bekend is, zijn deze oude pijpjes
dik en zeer kort van steel en klein van kop.

Trouwens ‘toeback suygen’ of ‘drincken’ was nog een weelde, die niet ieder zich
veroorloven kon; en gelijk men in het ‘koffijhuis’ ging, toen de koffij nog niet in het
huisgezin werd gedronken, zoo ging men in de 17de eeuw een pijp rooken in de ‘tabagie’.

Pottebakkerijen
Onmisbaar voor de pijpmakers zijn de ‘potterijen’. Er zijn te Gouda elf pottebakkerijen,
die een paar honderd werklieden noodig hebben. De verdiensten zijn hier hooger;
het werk eischt ook meer mannenkracht.
Een man verdient van ƒ 7,50 tot ƒ 13, - , een jongen van ƒ 3,50 tot ƒ 4,50 per week.
In het rumoerige jaar 1747 lagen de pijpenmakers met de pottebakkers overhoop.
De eersten dwongen de regering, hun verlof te geven tot het plaatsen van ovens in
hunne eigene fabrieken, maar 't bleek tot schade van beide partijen. En niet onnatuurlijk.
In den oven is veel meer ruimte en hitte, dan tot het bakken van de pijpen noodig is, en
deze overvloed wordt met voordeel gebruikt voor het fabrikaat van grof aardewerk,
dat bij de boeren grooten aftrek vindt.

1883 nog 14 Pijpmakerijen in Gouda

1883 nog 14 pijpmakerijen in Gouda

 

 

Lange Gouwenaar 32 bewerkingen

Men moet nu drie soorten klei door elkaar mengen, de Engelse om aan
de pijp de nodige zachtheid te geven.
De Duitse met oog op de witheid en
tot slot de Belgische om de pijp zo sterk mogelijk te maken.

50 soorten

Elke provincie of ander land heeft voorkeur voor een ander soort pijp.
Friesland de GROOTKOPPEN in N. Brabant de KEINKOPPEN en de
Ier en Belg hebben weer andere voorkeuren.

Lange Goudse pijpen

En evenzeer als in de bloeitijd van deze industrie, gaan ook nu nog de
beste soorten lange pijpen en die hier nog in het land gebruikt worden
32 maal door de handen.

17 maal arbeidsloon

Men zou dit zo niet zeggen als men een pijp in handen heeft evenmin als
men zou denken dat die pijpen drie weken nodig hebben eer zij klaar zijn
voor gebruik.
De fabrikant van zo’, lange pijp betaalt 17 maal arbeidsloon aan
17 vaklieden die zorgvuldig zijn opgeleid.

Opleiding pijpenmaker

Een eeuw geleden werd er vanwege de Stedelijke Regering een fabriek
opgericht om korte tabakspijpen tot het vormen van bekwame leerlingen
en aan het werk stellen van behoeftige knechts.

Pijpmakerijen

Nu (1883) zijn er nog maar 13 a 14. Omstreeks 1751 waren er maar liefst
375 pijpenmakersbazen. Dat was een bloei om van te watertanden,
15 a 16 duizend mensen: mannen, vrouwen en kinderen verdienden
doormiddel van de Goudse pijp hun brood.

De sigaar

De fabrieken verminderden. De grootste slag werd toegediend door het
toenemen gebruik van de SIGAAR.
Neemt dit echter af, iets wat niet
onmogelijk schijnt met het oog op het ongezonde van sigaren roken,
zoals velen beweren. (er werd ook veel geknoeid bij de sigarenfabrikatie),
aldus de Gouwenaar die dit artikel in 1883 schreef.

Mandje pijpen

In alle gevallen doet zich momenteel een verschijnsel voor, dat verscheidene
particulieren en dit getal neemt toe, bestellen weer volop een mandje pijpen.

Bron: De Amsterdammer april 1883